Maaisel
Er kunnen uitzonderingen zijn op afvalregelgeving bij toepassingen van maaisel. Op deze pagina een toelichting en praktische voorbeelden, voor bedrijven en bevoegd gezag.
Toelichting
Vanwege artikel 10.1.a van de Wet milieubeheer hoeft bij sommige toepassingen van maaisel niet aan alle artikelen over afvalstoffenregelgeving van hoofdstuk 10 Wet milieubeheer voldaan te worden. Ook al is het een afvalstof. Bijvoorbeeld kan er een uitzondering zijn voor de verplichtingen bij binnenlands afvaltransport.
De volgende artikelen uit hoofdstuk 10 blijven wel altijd gelden:
- 10.1 (zorgplicht voor afvalstoffen),
- 10.2 (stortverbod)
- 10.54a (een algemene maatregel van bestuur - Amvb- kan gelden) en
- Titel 10.2 (het Landelijk Afvalbeheerplan).
Met welke regelgeving moet u verder rekening houden?
Artikel 10.1a Wet milieubeheer geeft alleen aan dat er een uitzondering kan zijn voor een aantal artikelen van hoofdstuk 10 Wet milieubeheer. U moet daarnaast rekening houden met:
- de Meststoffenwet, waaronder ook het gebruiksnormenstelsel
- het Besluit activiteiten leefomgeving waarbij het kan gebeuren dat een bedrijf vergunningplichtig wordt als er met afvalstoffen wordt gewerkt. Ook het op of in de bodem brengen van bedrijfsafval en gevaarlijk afval is vergunningplichtig geworden. Er zijn wel enkele uitzonderingen op deze vergunningplicht. Zie artikel 3.39 e.v. Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). De Vrijstellingsregeling plantenresten bevat één van deze uitzonderingen.
- EVOA, de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen. De voorwaarden om afval over de grens te brengen staan hierin beschreven. EVOA is Europese regelgeving; dit valt niet onder hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer. Als groenafval naar het buitenland gaat moet dus altijd aan EVOA voldaan worden.
- Provinciale regels en bevoegdheid:
De provinciale regels voor de bescherming van natuur en landschap blijven van toepassing. Verder zijn provincies bevoegd om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van het stortverbod buiten inrichting (op basis van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer kan ontheffing gegeven worden op artikel 10.2 Wet milieubeheer).
Praktische voorbeelden voor maaisel
Let op: bij alle voorbeelden gelden de voorwaarden die toegelicht worden op onze pagina Artikel 10.1a Wet milieubeheer en Vrijstellingsregeling plantenresten.
Voorbeelden voor maaisel waarbij de uitzonderingen kunnen gelden:
Voorbeeld 1:
- Een agrariër bij wie maaisel vrijkomt geeft dit af aan een co-vergister of energiecentrale.
Deze situatie valt onder de uitzondering van artikel 10.1a, omdat de toepassing voor productie van energie is. Als aan de voorwaarden van artikel 10.1a Wet milieubeheer voldaan wordt, dan gelden een aantal algemene verplichtingen voor afvalstoffen hiervoor niet. Zoals de verplichtingen bij binnenlands afvaltransport. Wel geldt nog de zorgplicht (artikel 10.1 Wm) en het Landelijk Afvalbeheerplan (sectorplan 8 van LAP3).
Voorbeeld 2:
- Bermmaaisel wordt afgegeven door een wegbeheerder aan een agrariër om het op zijn land te brengen.
Dit valt onder de beschrijving van artikel 10.1a Wet milieubeheer. Het op of in de bodem brengen van bedrijfsafval is aangewezen als een milieubelastende activiteit in artikel 3.40 b van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In artikel 3.40c Bal wordt via lid 2 de vrijstellingsregeling plantenresten aangewezen als één van de uitzonderingen op deze vergunningplicht. Op het land brengen mag wel als het voldoet aan de voorwaarden van de Vrijstellingsregeling plantenresten.
Aandachtspunt voor bermmaaisel is of het om ‘niet-gevaarlijk’ maaisel gaat. Bijvoorbeeld: vervuiling van maaisel met zware metalen kan tot gevolg hebben dat het als ecotoxisch moet worden gekwalificeerd. Zie voor meer uitleg onze pagina Artikel 101a Wet milieubeheer.
Let ook op dat volgens de vrijstellingsregeling het materiaal maximaal 5 km van waar het is vrijgekomen op of in de bodem van een ander perceel mag worden gebracht.
Voldoet dit aan alle voorwaarden, dan geldt hiervoor ook een uitzondering voor de meeste artikelen van hoofdstuk 10 Wet milieubeheer. Bijvoorbeeld voor de verplichtingen bij binnenlands afvaltransport (zoals de begeleidingsbrief). Wel geldt nog de zorgplicht (artikel 10.1 Wm) en het Landelijk Afvalbeheerplan (sectorplan 8 van LAP3).
Voorbeeld 3:
- Een agrariër laat zijn maaisel liggen (of werkt het onder) op het perceel waar het maaisel vrijkomt, of op een ander perceel van een landbouwbedrijf.
Het op of in de bodem brengen van bedrijfsafval is aangewezen als een milieubelastende activiteit in artikel 3.40 b van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In artikel 3.40c Bal wordt via lid 2 de vrijstellingsregeling plantenresten aangewezen als één van de uitzonderingen op deze vergunningplicht. Het mag ook tijdelijk blijven liggen als dit volgens ‘goed landbouwgebruik’ is. Bijvoorbeeld: als het maaisel in het najaar gemaaid wordt is het ‘goed landbouwgebruik’ om het in het voorjaar onder te werken.
Er is hiervoor wel een uitzondering voor andere artikelen van hoofdstuk 10 Wet milieubeheer. Bijvoorbeeld: de verplichtingen bij binnenlands afvaltransport (zoals de begeleidingsbrief) gelden niet. Wel geldt altijd nog de zorgplicht (artikel 10.1 Wm) en het Landelijk Afvalbeheerplan (sectorplan 8 van LAP3).
Voorbeeld 4:
- Weidemaaisel wordt afgegeven door een agrariër aan een andere agrariër om het rechtstreeks op zijn land te brengen.
Dit voorbeeld valt onder de beschrijving van artikel 10.1a Wet milieubeheer. Het op of in de bodem brengen van bedrijfsafval is aangewezen als een milieubelastende activiteit in artikel 3.40 b van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In artikel 3.40c Bal wordt via lid 2 de vrijstellingsregeling plantenresten aangewezen als één van de uitzonderingen op deze vergunningplicht. Er is hiervoor wel een uitzondering voor de meeste andere artikelen van hoofdstuk 10 Wm, bijvoorbeeld: de verplichtingen bij binnenlands afvaltransport (zoals de begeleidingsbrief). Wel geldt nog de zorgplicht (artikel 10.1 Wm) en het Landelijk Afvalbeheerplan (sectorplan 8 van LAP3).
Voorbeeld 5:
- Een natuurbeheerder laat het maaisel liggen (of werkt het onder) op het perceel waar het vrijkomt. Of op een ander perceel binnen hetzelfde natuurgebied.
Omdat de toepassing ‘natuurgebied’ niet valt onder het criterium ‘dat wordt toegepast in de land- of bosbouw' kan deze toepassing niet onder de uitzondering van artikel 10.1a vallen. Dat betekent dat heel hoofdstuk 10 Wet milieubeheer van toepassing is.
Het op of in de bodem brengen van bedrijfsafval is aangewezen als een milieubelastende activiteit in artikel 3.40 b van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In artikel 3.40c Bal wordt via lid 2 de vrijstellingsregeling plantenresten aangewezen als één van de uitzonderingen op deze vergunningplicht.
Voorbeelden voor maaisel waarbij geen uitzonderingen kunnen gelden:
Voorbeeld 1:
- Een agrariër ontvangt maaisel van een ander (zoals een waterschap of natuurvereniging) en wil dit composteren op zijn (kop)akkers.
of
- Eigen maaisel wordt binnen een agrarisch bedrijf gecomposteerd en het compost wordt binnen het eigen bedrijf gebruikt.
Deze situatie voldoet niet aan de voorwaarde van artikel 10.1a Wet milieubeheer en van de Vrijstellingsregeling plantenresten dat het moet gaan om groenafval dat ‘natuurlijk’ is. Daarbij wordt gedacht aan materiaal dat geen bewerking heeft ondergaan. Composteren of bokashi zijn bewerkingen. Alleen mechanische handelingen als voorbereiding op onderwerken van maaisel (zoals zeven, verkleinen) zijn toegestaan.
Aanvullende informatie hierbij:
Los van bovenstaande is composteren van maaisel wel een manier van nuttige toepassing van afvalstoffen. Voor het composteren van groenafval kan volstaan worden met een melding bij het bevoegd gezag als het gaat om een hoeveelheid van minder dan 600 m3. Zie artikel 4.880 Bal. Deze vrijstelling van de vergunningplicht geldt niet voor groenafval dat vermengd is met andersoortig groenafval zoals gft.
Gaat het om een grotere hoeveelheid dan 600 m3, dan moet hiervoor een omgevingsvergunning worden aangevraagd. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met het sectorplan uit LAP3 dat van toepassing is.
Voorbeeld 2:
- Een agrariër bij wie het maaisel vrijkomt geeft het af aan een ander, waarbij niet duidelijk is waarvoor het maaisel daarna gebruikt gaat worden.
Omdat in deze situatie niet zeker is wat de toepassing is en ook niet of deze toepassing in een bosbouw- of landbouwgebied zal zijn, geldt geheel hoofdstuk 10 Wet milieubeheer. De Vrijstellingsregeling plantenresten is hierop ook niet van toepassing.