PVC-materialen
Afvalstof
PVC-materialen
Inzet afvalstof
o.a: PVC-buizen en schoenzolen
Conclusie
De Afdeling behandelt in het kort de vraag welke informatie aangeleverd moet worden voor de beoordeling of er sprake is van einde afval. In overweging 4.3 loopt de Afdeling de vier voorwaarden voor einde afval kort bij langs. In overweging 4.4 past de Afdeling deze invulling toe op de casus.
De Afdeling overweegt dat, gelet op artikel 1.1, achtste lid, van de Wet milieubeheer (Wm), ten eerste duidelijk moet zijn dat de afvalstoffen een behandeling van recycling of andere nuttige toepassing hebben ondergaan. Dat hiervan sprake is, is in deze zaak niet tussen partijen in geschil.
Om te kunnen beoordelen of voldaan is aan voorwaarde a) van artikel 1.1, achtste lid, van de Wm, dus of een stof bestemd is om te worden gebruikt voor een specifiek doel, is informatie nodig over het beoogde gebruik. PVC Recycling merkt terecht op dat dit niet inhoudt dat een stof pas de einde-afvalstatus kan bereiken na voltooiing van de beoogde toepassing, maar dat doet er niet aan af dat ook in een eerder stadium al duidelijkheid moet worden verschaft over de uiteindelijke toepassing van de stof. Dit kan bijvoorbeeld door informatie te verschaffen over de uiteindelijke producten die van de stof gemaakt zullen worden of door op andere wijze aan te tonen dat de vervaardigde stoffen voor specifieke doelen zoals bedoeld in artikel 1.1, achtste lid onder a van de Wm gebruikt zullen worden.
Vervolgens moet om te voldoen aan voorwaarde b), beoordeeld worden of er een markt is voor of vraag naar de stoffen. Dit kan bijvoorbeeld worden aangetoond door informatie te verschaffen over de afnemer(s) van de stoffen.
Daarna moet voor voorwaarde c) worden beoordeeld of de stof voldoet aan de technische voorschriften en geldende wetgeving. Hiervoor zijn twee dingen van belang: waar gaat de stof voor gebruikt worden en wat is precies de samenstelling van de stof? Alleen als duidelijk is waarvoor een stof gebruikt zal worden, is bekend welke technische voorschriften en wetgeving gelden, en alleen als duidelijk is wat de samenstelling van de stof is, kan beoordeeld worden of aan die voorschriften en wetgeving wordt voldaan.
Ten slotte is om te kunnen toetsen aan voorwaarde d) van belang of beoordeeld kan worden dat het gebruik van de stoffen over het geheel genomen geen ongunstig effect heeft voor het milieu of de menselijke gezondheid. Ook hiervoor is van belang om te weten wat de samenstelling van de stoffen is en, indien van toepassing, welke bewerking deze hebben ondergaan.
Daarnaast beslist de Afdeling dat bij EVOA-transporten naar niet-OESO-landen niet van een kennisgever gevraagd kan worden om een (rechts)oordeel over de afvalvraag te verlangen van de buitenlandse autoriteit.